Spring naar inhoud

Ander blog, nieuw begin

9 mei 2015

Voor die enkele, trouwe volger: ik ben een nieuw weblog begonnen, met een andere insteek en een andere naam. Leuk als je er eens naar wilt kijken! Mijn nieuwe blog heet https://straatweg.wordpress.com/

vloeiend

9 oktober 2012

Het opschroeven van de berichtenfrequentie wil nog niet zo lukken. Hierbij toch even een korte blogpost. Weer over een boek.

Het veelgeprezen Bonita Avenue. Ondanks mijn afkeer van quotes uit recensies op de kaft (helemaal als ze opgetekend zijn uit de mond van Matthijs van Nieuwkerk), heeft het boek me toch gegrepen. Peter Buwalda kan schrijven. Zijn zinnen lopen vloeiend en beschrijven net zo makkelijk een zondagochtend in een luxe Amerikaanse villa, als een bebloede oude man met het slipje van zijn dochter aan. Net zo vloeiend lopen de verhaallijnen van de verschillende personages in elkaar over. Knap gedaan, helemaal als je bedenkt dat dit Buwalda’s eerste boek is.

Kritiek heb ik ook. Een deel van het verhaal speelt zich af op een fictieve universiteitscampus in Oost-Nederland. Het stoort me dat die fictief is, omdat het verhaal tegelijk heel duidelijk is opgehangen aan non-fictief Nederland. De vuurwerkramp in Enschede, Wim Kok en Anton Geesink komen er in voor. Daardoor lijkt het scheppen van een niet-bestaande universiteit wat krampachtig. Verder komen de vrouwelijke personages minder tot leven dan de mannen. Kennelijk heeft Buwalda daar meer moeite mee. De verhaallijn van ‘de dochter’ is gelukkig zo interessant dat ik toch met plezier over haar las (en heel benieuwd ben wie haar rol gaat spelen, mocht er ooit een film komen).

Het label ‘meesterwerk’ (dat op de kaft prijkt) wil ik er niet aan geven, maar Bonita Avenue is absoluut het lezen waard.

studietijd

13 augustus 2012

Na een afwezigheid van bijna 5 maanden weer eens een blog van mij, met de toezegging dat de komende berichten elkaar sneller zullen opvolgen.

De afgelopen maanden las ik meerdere boeken uit (in mijn lijst ben ik er ongetwijfeld zelfs een paar vergeten), maar Norwegian Wood was het meest recente. Ik heb mijn bewondering voor Haruki Murakami hier al eerder geuit, en die is niet veranderd. Wel heb ik het gevoel dat ik de thematiek in zijn boeken nu iets beter doorzie.

Norwegian Wood begint met een scène als het madeleinekoekje van Proust: een man zit in een vliegtuig, hoort het nummer Norwegian Wood en denkt terug aan een ontmoeting met een meisje, achttien jaar eerder. Nu ik die eerste pagina’s nog een keer lees, krijg ik het gevoel dat ik het hele boek nogmaals moet lezen. Zoals alle boeken die ik van Murakami ken, heeft het een mysterieuze toon die ik prettig vind, maar die er ook voor zorgt dat ik steeds bang ben iets te missen.

Het boek – of eigenlijk dus de terugblik van de man in het vliegtuig – ontvouwt zich als een ‘coming-of-age’ verhaal van een jonge Japanse student. Toru Watanabe woont in een studentenhuis met alleen maar jongens en gedeelde kamers, heeft nauwelijks een sociaal leven, maar doet zijn best zijn studietijd zo goed mogelijk door te komen. De twee belangrijkste personen in zijn leven, en bovendien de interessantste personages in het boek, zijn twee meisjes. Naoko, het meisje waar hij dankzij Norwegian Wood aan terugdenkt, en Midori, een impulsieve, brutale, maar ook kwetsbare medestudente.

Ondanks het feit dat Watanabe eigenlijk een vrij saaie jongen is, werd ik meteen zijn leven ingetrokken. Het lot van hem, Naoko en Midori gingen me tijdens het lezen echt aan het hart; ongetwijfeld dankzij Murakami’s originele en goedbeschreven verhaallijnen. Sommige van die verhaallijnen worden te vroeg afgebroken, enkele andere zijn zelfs ongeloofwaardig, maar allemaal hebben ze iets intrigerends en ontroerends waardoor ze het lezen waard zijn.

Als bovenstaande nog niet genoeg argumenten bevat om Norwegian Wood te gaan lezen, kan ik er nog één ding aan toevoegen. Het einde, letterlijk de allerlaatste alinea, is tegelijk één van de sterkste en meest frustrerende eindes die ik ooit gelezen heb. De alinea hier overtypen zou een spoiler zijn, maar na het lezen van die 17 regels had ik tranen in mijn ogen en sloeg ik het boek boos dicht.

Meer mag je niet van een verhaal verwachten.

opgroeien

15 maart 2012

Black Swan Green ging ik niet lezen vanwege de beschrijving op de achterflap of de mooie eerste regel. Ik kocht het omdat David Mitchell ook Cloud Atlas heeft geschreven, een briljant boek. De twee boeken blijken zowel qua onderwerp als qua schrijfstijl totaal niet op elkaar te lijken, maar ik vind ze allebei mooi. En de eerste regel van Black Swan Green is trouwens best goed:

Do not set foot in my office. That’s Dad’s rule. But the phone’d rung twenty-five times.

Zoals die eerste regel al suggereert gaat het boek over een kind. Jason Taylor is een jongen van dertien jaar, die midden jaren ’80 opgroeit in het Britse dorpje Black Swan Green. De grootste zorg van Jason is hoe hij zijn spraakprobleem (hij stottert) verborgen houdt voor zijn klasgenoten.

Het verhaal volgt Jason thuis, op school en op een wandeltocht die hij onderneemt als hij alleen thuis is. Er is geen duidelijke spanningsboog: Jason doet en denkt wat zoveel dertienjarige jongetjes doen en denken. Doordat zijn gedachten en belevenissen zo goed zijn opgeschreven blijft het toch een boek lang leuk om te lezen. Het zou me niet verbazen als David Mitchell uit zijn eigen jeugd heeft geput voor dit verhaal.

Belangrijk is wel dat Jason ook weer geen standaardpuber is. Naast zijn stotteren is hij in het geheim dichter; onder een pseudoniem publiceert hij in het plaatselijke krantje. Bovendien is het een jongetje met een groot vermogen tot zelfreflectie. Op een gegeven moment realiseert hij zich bijvoorbeeld dat hij de natuur heel mooi vindt, maar dat jongens van dertien het woord ‘beautiful’ niet kunnen zeggen. Dat zou zijn (toch al niet al te beste) status in de klas compleet te niet doen.

Het tegelijk fijne en frustrerende aan dit boek is dat het rustig voortkabbelt met grappige gedachten, vreemde ervaringen en observaties van het kleine wereldje waarin Jason zich bevindt.  Geen grootse gebeurtenissen of exotische personages dus, maar juist hele kleine dingen die precies goed zijn omschreven.

klokken

4 maart 2012

Eerder deze week zag ik Hugo. De 3D-film van Martin Scorsese won vijf Oscars*, maar dat zegt niet altijd alles. Het waren bovendien vooral ‘mindere’ Oscars, voor zaken als beste camerawerk en beste speciale effecten. Zelf kijken dus.

Het is een film over het Parijs van de jaren ’30. Er zijn zoveel films over Parijs, dat het gevaar van een clichébeeld vol croissants, rode wijn en de Eiffeltoren op de loer ligt. Ondanks het feit dat zowel de Eiffeltoren als croissants regelmatig in beeld zijn, is de sfeer in Hugo nooit cliché. Grotendeels omdat het verhaal daar te bijzonder voor is, maar zeker ook doordat het allemaal zo mooi gefilmd is. Dit was één van de eerste films waarbij ik vond dat mijn 3D-bril echt iets toevoegde.

Hugo gaat over een jongetje dat in het Gare du Nord woont, het grootste station van Parijs. Via allerlei smalle gangetjes, ladders en verborgen doorgangen zorgt hij ervoor dat de klokken van het station op tijd blijven lopen. Tussen het opwinden van de klokken door werkt hij aan een ‘automaton‘ (een mechanische robot) die hij van zijn overleden vader heeft gekregen. Het beeld van een jongetje dat in een schemerig station aan een glanzende robot werkt is prachtig.

Via talloze omwegen ontdekt Hugo uiteindelijk wat zijn robot te maken heeft met de oude speelgoedverkoper in het station. De speelgoedverkoper wordt goed gespeeld door Ben Kingsley en er zijn leuke bijrollen van Sacha Baron Cohen, Christopher Lee(!), Jude Law en Frances de la Tour (die reuzenvrouw uit Harry Potter). Het jongetje dat Hugo zelf speelt leek soms iets té hard te proberen een volwassen acteur te zijn. Als hij verdrietig is speelt hij hoe volwassenen verdrietig of boos zijn. In een kind komt dat een beetje gemaakt over. Het meisje dat zijn directe tegenspeelster is lijdt aan dezelfde kwaal. Het is voor een meisje van veertien misschien ook wel moeilijk: moet je nog een kind spelen, of al een volwassene?

Ondanks die kleine minpunten is het een prachtige film en zijn de Oscars terecht. De sfeer is dromerig en fantasierijk, het verhaal grappig én ontroerend. Een ontspannende film, vol beelden waar je je helemaal in kunt onderdompelen. Vol beelden ook waardoor je zou willen dat je zelf in het vooroorlogse Parijs woonde.

*De Oscars voor Hugo op een rijtje:
– Beste camerawerk
– Beste art direction
– Beste sound editing
– Beste sound mixing
– Beste speciale effecten

britishness

17 februari 2012

Wie van de Britse humor uit The Office, Little Britain en Blackadder houdt, denkt misschien dat het allemaal begonnen is bij Monty Python en Fawlty Towers. De invloed die John Cleese, Eric Idle, Michael Palin, Graham Chapman, Terry Jones en Terry Gilliam op komedie en op onze taal hebben gehad kun je ook moeilijk overschatten.

De iets oudere lezer zal misschien opmerken dat er daarvóór ook al heel veel Britse humor op tv was. Een onvolledig lijstje: Dad’s Army, Keeping Up Appearances, Allo Allo, Are You Being Served? en Yes Minister. Allemaal wat ouderwetser en braver dan Monty Python, maar ook nog altijd heel grappig. Vind ik.

Toch is het daar niet begonnen. Het begon namelijk helemaal niet op televisie. Vanaf het begin van de twintigste eeuw schreef P.G. Wodehouse (de letters staan voor Pelham Grenville) humoristische verhalen over de Britse upper-class. Wodehouse schreef 96 boeken, die ongetwijfeld allemaal de moeite waard zijn, maar de allerleukste zijn degene over Jeeves en Wooster. Bertie Wooster is een rijke, goedbedoelende maar onnozele, jongeman in Londen. Jeeves (voornaam Reginald, maar niemand noemt hem zo) is de persoonlijke bediende van Wooster. Of, zoals hij het zelf noemt, een ‘personal gentleman’s gentleman’. Jeeves is overal goed in, weet alles en is altijd op de hoogte van de verwikkelingen binnen de Londense bovenklasse. Alle problemen waar Wooster in terecht komt, vaak veroorzaakt door één van zijn overheersende tantes, lost Jeeves weer op.

De verhalen over Jeeves en Wooster hebben eigenlijk allemaal dezelfde plot. Toch vervelen ze me nooit. Daarvoor zijn ze te goed in elkaar gezet, zijn de personages te grappig en is lezen over het Engeland vóór de Eerste Wereldoorlog te fijn. En wie eenmaal verslaafd is aan de boeken van Wodehouse, kan vervolgens de complete tv-serie van Jeeves en Wooster gaan kijken. Stephen Fry, een van mijn helden, speelt Jeeves en Hugh Laurie (ja inderdaad: House) is Wooster. Ondanks het feit dat sommige van de bijrollen wat minder geacteerd worden, zijn Fry en Laurie samen zo leuk dat het niet uitmaakt welke aflevering je kijkt. Net als bij de boeken eigenlijk.

verhaallijn

6 februari 2012

Bernlef is stiekem één van mijn favoriete schrijvers. Stiekem, niet omdat het erg is om hem als favoriet te hebben, maar omdat niemand het eigenlijk ooit over hem heeft. Tuurlijk, de helft van mijn leeftijdsgenoten had Hersenschimmen op de leeslijst staan, maar daar blijft het wel bij. Bovendien is in Hersenschimmen het doel – toenemende dementie zichtbaar maken – veel belangrijker dan Bernlefs schrijfstijl, die ik zo fijn vind. Lees bijvoorbeeld eens Buiten is het maandag, of één van de novellen Sneeuw en Meeuwen; de laatste twee zijn doordat ze zo dun zijn misschien nog wel kenmerkender.

Natuurlijk kun je ook Bernlefs nieuwste boek lezen: De een zijn dood. Het heeft ook die droge stijl, ook de eenvoudige, maar daardoor juist menselijke, personages en ook de grauwe landschappen die hij zo vaak gebruikt. Ik zou het boek ook zeker niet afraden. Maar als iemand Bernlef wilde leren kennen, zou dit niet mijn eerste advies zijn. Wat Bernlef met zijn stijl bereikt, en waar hij denk ik ook naar streeft, is het gevoel dat je iets leest dat zojuist, vlakbij, gebeurd zou kunnen zijn. Je bent alleen vergeten er op te letten. Maar juist voor dat gevoel komt De een zijn dood op mij wat te gemaakt over. Misschien ook wel logisch: de verhaallijn is spannend en origineel, maar ook wat vergezocht.

Heel in het kort is de hoofdpersoon, Wim, een gepensioneerde agent die nu erfgenamen opspoort. Onderdeel van het spoor van een nieuwe erfenis is Sofie, een jonge alleenstaande vrouw, die in haar jeugd misbruikt is. Door de overledene. Later spoort Wim ook de enige erfgename op, Francien, maar zij blijkt psychotisch te zijn. Het verhaal van de misbruikte Sofie laat hem niet los en hij besluit te proberen haar de erfenis te laten krijgen. De climax van het boek is een ontmoeting tussen de twee vrouwen, waar ik verder niks over zal zeggen.

Het probleem is nu dat Bernlef, in elk geval voor mijn gevoel, de verhaallijn al zo precies in zijn hoofd had, dat hij bij het schrijven de natuurlijke gang van zaken een beetje uit het oog verloor. Alles verloopt net iets teveel zoals het moet verlopen om het verhaal tot het bedoelde einde te brengen. Of misschien is hij dit keer net te ver doorgeschoten in het weglaten van details. De een zijn dood is een fijn boek, dus lees het vooral, maar het is niet zijn beste.

vergeetachtig

3 februari 2012

In 2007 volgde ik een vak over de oorzaken van dementie. Hoewel de ziekte van Alzheimer wel het belangrijkste onderwerp was, zijn dementie en Alheimer niet hetzelfde. Er zijn allerlei andere soorten dementie. Aan het eind van het eerste college deed professor Jennifer Rusted een bijzondere uitspraak; ze stelde vast dat haar generatie (ze zal rond de vijftig zijn geweest) zich nog zorgen moet maken om Alzheimer. Onze generatie (de studenten) hoefde dat niet meer, tegen die tijd zou de ziekte al lang zijn opgelost.

Gisteren las ik op nrc.nl een artikel over Alzheimer. Onderzoekers van Columbia University (New York) hebben een nieuwe oorzaak voor de ziekte van Alzheimer vastgesteld. De ziekte lijkt zich te ontwikkelen als een infectieziekte. Of, beter gezegd, het tau-eiwit dat hersencellen aantast, blijkt als een besmettelijke ziekte om zich heen te grijpen. Aan meerdere universiteiten wordt inmiddels gewerkt aan een medicijn tegen het tau-eiwit.

Het is niet erg waarschijnlijk dat het eiwit de enige oorzaak van Alzheimer’s dementie is, dus een definitief geneesmiddel is nog ver weg. Toch lijkt het erop dat professor Rusted langzaam aan gelijk begint te krijgen.

plotcombinatie

1 februari 2012

De titel geeft het al een beetje weg: Hard-boiled Wonderland and the End of the World bestaat uit twee delen. Niet een eerste helft en een tweede helft, maar twee verhaallijnen, die consequent om het hoofdstuk aan de beurt komen en die net zo vreemd zijn als de titel doet vermoeden.

Alle oneven hoofdstukken gaan over een man in het hedendaagse Japan. Of in elk geval, het lijkt op hedendaags Japan, alleen is er een ‘data-oorlog’ aan de gang. Wat dat inhoudt, of om wat voor data het eigenlijk gaat, wordt nauwelijks uitgelegd. Het enige dat duidelijk wordt is dat de hoofdpersoon werkt voor the System – de overheid – en dat zijn baan bestaat uit het coderen van data, zodat een andere organisatie – de Semiotecs – die niet kan ontcijferen. Klinkt nogal vergezocht, zeker als er even later een oude professor wordt geïntroduceerd die gedachten kan lezen door met een stemvork tegen schedels aan te slaan.

De even hoofdstukken lijken, behalve misschien het karakter van de hoofdpersoon, in niets op de oneven. Een man wordt binnengebracht in een dorpje met een hoge muur eromheen. Buiten de muur is er bos, verder niets. Naast huizen, een rivier en wat mensen wordt het dorp bevolkt door harige beesten, die overdag binnen de muren grazen, en ’s avonds door de sterkste man van het dorp – de Gatekeeper – naar buiten worden gelaten. Diezelfde poortwachter neemt de hoofdpersoon zodra hij het dorp binnenkomt zijn schaduw af. Niet minder bizar dan de vorige plot, en helemaal vreemd als je afwisselend de ene en de andere verhaallijn leest.

Toch zijn ze allebei zo spannend, dat het  aan het eind van elk hoofdstuk jammer is dat het niet verder gaat. Allebei de plots hebben die Murakami-achtige vaagheid, waarin wel regels en natuurwetten gelden, maar net even andere dan die van de buitenwereld. En natuurlijk worden er naar het einde toe steeds meer dingen duidelijk en lossen de twee verhalen zichzelf op. Die oplossing maakt het boek tot een goed boek: het is zo slim in elkaar gezet, dat je als lezer uiteindelijk helemaal tevreden bent, maar toch eigenlijk niet zeker weet wat er gebeurd is. Volgens mij is dat precies wat je als schrijver met een einde wilt bereiken.

zelfbewustzijn

21 januari 2012

Wie ’s ochtends wakker wordt, weet meestal al snel waar (en wie) hij is. Na een heel diepe slaap duurt het misschien iets langer, maar iedereen wordt zich zonder moeite weer bewust van omgeving, tijd, lichaam en zichzelf. Ondanks die vanzelfsprekende aanwezigheid van het bewustzijn, weet niemand wat het is of waar het van gemaakt is.

Op vergelijkbare toon begint het interview met António Damásio in De Groene Amsterdammer van vorige week (nr2, 2012). Damásio is neuroloog en schreef het boek Self Comes to Mind (helaas vertaald als ‘Het zelf wordt zich bewust’). In het interview zet hij zijn ideeën over het menselijk ‘zijn’ uiteen. Als man-van-hersens probeert hij het bewustzijn vanuit het brein te verklaren. Damásio ziet bewustzijn als product van onze hersenactiviteit. Impulsen uit de buitenwereld en uit onze hersens zelf produceren samen onze bewuste geest: wat wij ‘zien’ in ons hoofd. Hij illustreert het met een metafoor:

‘[het opvallende aan bewustzijn]  is de afwezigheid van een dirigent voordat de uitvoering begint. Terwijl, als de symfonie zich ontrolt, er gaandeweg een dirigent tot leven komt. En richting de Finale leidt een dirigent het orkest – hoewel de uitvoering de dirigent heeft geschapen en niet omgekeerd.’

Mooi gezegd. Volgens mij bedoelt hij dat de signalen die de hersens binnenkrijgen – emoties, sociaal contact, opgedane kennis – allemaal samen het bewustzijn van een persoon vormen. We zijn dus geen bewuste wezens, we worden het. Damásio stelt dat, bijvoorbeeld, een hagedis ook een heel klein bewustzijn heeft. Ook in de hagedis komen immers signalen samen van de dingen die hij ziet en hoort, de temperatuur die hij voelt.

Als het bewustzijn iets ‘gradueels’ is, kunnen mensen in de toekomst dus ook nóg ‘bewuster’ zijn dan wij. Ook António Damásio denkt dat het bewustzijn van de mens zich nog steeds ontwikkelt, zowel cultureel als biologisch: ‘Een hele eeuw van film kijken zal zeker z’n impact hebben gehad op het menselijk zelf.’